Het verduurzamen van de gebouwde omgeving is een belangrijk onderdeel van de energietransitie die we als samenleving doormaken. Het duurzamer maken van bedrijfspanden heeft hierbij prioriteit. Wet- en regelgeving biedt de richtlijnen hiervoor.
Uit het beslisschema blijkt dat er verschillende wetten en regels van toepassing kunnen zijn in relatie tot energiebesparing. In dit artikel zetten we de regels uit het beslisschema uiteen, bespreken we de EPBD III en werpen we een blik op de toekomst.
Energielabel voor utiliteitsbouw
Eerst willen we een misverstand uit de wereld helpen. Het energielabel geldt niet alleen voor kantoorgebouwen. Andere utiliteitsgebouwen voor bijvoorbeeld het onderwijs en de zorg met een omvang groter dan 250 vierkante meter én met een publieke functie zijn ook verplicht om te beschikken over een energielabel bij verkoop, verhuur en oplevering van een nieuw gebouw.
Energielabel C voor kantoorgebouwen
Voor kantoorgebouwen geldt een aanvullende eis: minimaal energielabel C. Deze plicht geldt al vanaf 1 januari 2023. Het energielabel laat zien hoe energiezuinig een gebouw is. Het laagste energielabel is G en het hoogste is A+++++.
Hoe wordt het energielabel bepaald?
Het energielabel is een afgeleide van de energieprestatie van het gebouw. De energieprestatie wordt vastgesteld volgens de methode NTA8800 en het opnameprotocol van ISSO-publicatie 75.1.
Een gebouw scoort hierbij op drie factoren:
- Energiebehoefte
in kWh per m2 per jaar (hoeveel energie is nodig voor een comfortabel binnenklimaat; verwarming en koeling?) - Primair fossiel energiegebruik
in kWh per m2 per jaar (hoeveel energie is benodigd voor het gebouwgebonden verbruik?) - Aandeel hernieuwbare energie
(welk deel wordt zelf duurzaam opgewekt?)
Het energielabel voor bedrijven gaat uit van het primair fossiele energieverbruik. Hierbij wordt voor het totale energieverbruik gebruik gemaakt van het aantal kilowattuur per vierkante meter per jaar (kWh/m2/jaar). Eventueel gas-/warmteverbruik wordt ook omgerekend naar kWh. Voor energielabel C geldt voor kantoren dat het primair fossiele energieverbruik maximaal 225 kWh/m2 per jaar mag zijn.
Energiebesparingsplicht
Alle organisaties die jaarlijks meer dan 50.000 kWh elektriciteit en/of meer dan 25.000 m3 gas verbruiken moeten voldoen aan de zogenaamde energiebesparingsplicht. Deze plicht komt voort uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierin staat dat organisaties verplicht zijn energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of korter uit te voeren.
Erkende maatregelen
In de Erkende Maatregelenlijst (EML) staan energiebesparende maatregelen met een Voorbeelden van erkende maatregelen zijn:
- Isoleren van platte daken
- Glas in de gevel vervangen voor HR++
- Warmtepomp toepassen naast verwarmingsketel
- Weersafhankelijke regeling
- Warmteterugwinning op ventilatie
- Alle verlichting naar led
De adviseur van Homij kan u helpen bij het berekenen van de terugverdientijden. Zo worden de voor u relevante (erkende) maatregelen bepaald.
Informatieplicht
Alle organisaties die moeten voldoen aan de energiebesparingsplicht hebben ook een Informatieplicht. Eens per vier jaar dient hiervoor gerapporteerd te worden aan het bevoegd gezag (gemeente of provincie). U doet dit via de website van de RVO.
Energie-auditplicht (EED)
Aanvullend op de eerder genoemde verplichtingen geldt voor grote bedrijven en instellingen een verplichting tot een vierjaarlijkse energie-audit. De defi nitie van ‘groot’ is hier: méér dan 250 fte inclusief deelnemingen of een jaaromzet hoger dan € 50 miljoen én een balanstotaal van meer dan € 43 miljoen inclusief deelnemingen.
Het doel van de EED-auditplicht is om bedrijven en organisaties bewust te maken van hun energieverbruik en om hen te informeren over manieren om energie te besparen en te verduurzamen. Deze verplichting biedt een grondige analyse van alle energiestromen binnen de onderneming, inclusief gedetailleerde inzichten in mogelijke besparingsmaatregelen en de verwachte impact daarvan. Hierbij wordt gekeken naar diverse aspecten, waaronder het energieverbruik van gebouwen, installaties, industriële processen en zakelijk transport.
EPBD III
De Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD III) bevat voorgeschreven systeemeisen voor de verbetering van de energieprestatie van bouwsystemen. Deze systeemeisen hebben betrekking op installaties voor verwarming, koeling, ventilatie, warm tapwater en verlichting.
De eisen gelden in alle nieuwe gebouwen, maar ook in bestaande gebouwen. Voor de laatste groep gaat het om renovaties waarbij installaties voor opwekking (zoals ketels of luchtbehandelingskasten) worden vervangen of verbeterd. Ook als een derde of meer van de afgiftesystemen of armaturen wordt aangepast of vervangen is de EPBD III van toepassing. De EPBD III schrijft voor dat de energieprestatie van technische bouwsystemen wordt gecontroleerd en gedocumenteerd. Homij levert hiervoor als installateur de documentatie aan.
Voorbeelden
De eisen van de EPBD III zijn gericht op het verbeteren van de energieprestatie, het juist dimensioneren, installeren en inregelen, en de instelbaarheid van technische bouwsystemen. Enkele voorbeelden van vereiste maatregelen zijn:
- Aanbrengen zelfregulerende apparatuur voor het reguleren van temperatuur.
- Waterzijdig inregelen van verwarmingsinstallatie voor hydraulische balans.
GACS vanaf 2026
Vanaf 2026 moeten verwarmings- en airconditioningssystemen met een vermogen van meer dan 290 kW voorzien zijn van een gebouwautomatiserings- en controlesysteem (GACS). Dit systeem moet onder meer in staat zijn om het energieverbruik permanent te controleren, analyseren en bij te sturen.